Verloren tijd
Ik ben blijkbaar eindelijk oud genoeg om Proust werkelijk te kunnen waarderen. Dat is enigszins verontrustend.
Ik verkeer op alle gebieden in tijdnoot, maar troost me met het feit dat tijd de vijand is van het kapitalisme:
Interessant is dat Blanchot juist hier de toon van het literaire werk meent te moeten lokaliseren. Lang, fascinerend citaat in het Engels:
Dat een literaire tekst een soort gebeurtenisloos gebeuren is lijkt me evident. Het is misschien daarom dat we -- zelfs als we er met enig plezier in meegaan -- de verhyping en spectacularisering van literatuur wantrouwen, d.w.z. elke poging om van een boek een Gebeurtenis te maken, een punt op de agenda van een marketingbureau. Dat wil niettemin niet zeggen dat literaire tijd minder fictief is dan kapitale tijd. Ze is eerder nóg fictiever.
Is "gebeurtenisloos gebeuren" geen aardige algemene definitie van fictie? Er gebeurt vanalles, maar in wezen gebeurt er niks.
Het lezen van literatuur is altijd verloren tijd. Het is een totaal zinloze activiteit, zelfs als je het voor je werk doet. (Nee, juist dan!) Maar wat we misschien wel van deze non-activiteit kunnen "leren", is dat het tot het karakter van tijd überhaupt behoort verloren te zijn.
*
Ik verkeer op alle gebieden in tijdnoot, maar troost me met het feit dat tijd de vijand is van het kapitalisme:
De fundamentelere fictie van het kapitalorganisme is dat zij in haar productiesnelheid en –versnelling denkt de causale motor te zijn van wat er gebeurt. Indien er iets is dat het kapitalorganisme vreest is het het gebeurtenisloze gebeuren.Dit doet me enigszins denken aan een formule van Maurice Blanchot: de schrijver is iemand die zijn stilte oplegt aan het gezever. Die stilte is, geloof ik, niet tegengesteld aan spreken. Ze laat eerder een gebroken, gedecentreerd spreken aan het woord komen, een soort lulloos gelul, waarin zich niets anders voltrekt dan het gemurmel van de taal zelf, als een gebeurtenisloos gebeuren.
Interessant is dat Blanchot juist hier de toon van het literaire werk meent te moeten lokaliseren. Lang, fascinerend citaat in het Engels:
To write is to make oneself the echo of what cannot cease speaking -- and since it cannot, in order to become its echo I have, in a way, to silence it. I bring to this incessant speech the decisiveness, the authority of my own silence. I make perceptible, by my silent mediation, the uninterrupted affirmation, the giant murmuring upon which language opens and thus becomes image, becomes imaginary, becomes a speaking depth, an indistinct plenitude which is empty.Toon is volgens Blanchot dus zoiets als het stil-zetten van het gelul, er een "beeld" van maken, een freeze frame a.h.w. Maar het is pas in deze still/stilte dat het gelul zonder begin of einde waarneembaar wordt. Ik heb moeite me daar iets bij voor te stellen, maar het is duidelijk dat Blanchot meer op het oog heeft dan de zoveelste mystieke poëtica van de witregel. (Hij heeft het immers niet per se over poëzie.)
(...)
When we admire the tone of a work, when we respond to its tone as to its most authentic aspect, what are we referring to? Not to style, or to the interest and virtues of the language, but to its silence precisely, this vigorous force by which the writer, having been deprived of himself, having renounced himself, has in this effacement nevertheless maintained the authority of a certain power: the power decisively to be still, so that in this silence what speaks without beginning or end might take on form, coherence, and sense.
The tone is not the writer's voice, but the intimacy of the silence he imposes upon the word. This implies that the silence is still his -- what remains of him in the discretion that sets him aside.
(L'Espace littéraire)
Dat een literaire tekst een soort gebeurtenisloos gebeuren is lijkt me evident. Het is misschien daarom dat we -- zelfs als we er met enig plezier in meegaan -- de verhyping en spectacularisering van literatuur wantrouwen, d.w.z. elke poging om van een boek een Gebeurtenis te maken, een punt op de agenda van een marketingbureau. Dat wil niettemin niet zeggen dat literaire tijd minder fictief is dan kapitale tijd. Ze is eerder nóg fictiever.
Is "gebeurtenisloos gebeuren" geen aardige algemene definitie van fictie? Er gebeurt vanalles, maar in wezen gebeurt er niks.
Het lezen van literatuur is altijd verloren tijd. Het is een totaal zinloze activiteit, zelfs als je het voor je werk doet. (Nee, juist dan!) Maar wat we misschien wel van deze non-activiteit kunnen "leren", is dat het tot het karakter van tijd überhaupt behoort verloren te zijn.
13 Comments:
Jeroen,
Het is laat en ik ben er niet helemaal bij, maar des te beter. Nog erger is dat ik Blanchot niet ken en ik zal hem dus onrecht doen, maar wat hij zegt over stilte wantrouw ik op voorhand en haast onwillekeurig. Dit is geen spreken dat zich ergens invoegt, maar een autoritair "koppen dicht!" bevel dat zich verder niet lijkt te legitimeren, - behalve, zoals zo vaak (Barthes bijv.) dan met een beroep op de taal zelf, waar we ons verder geen spreker bij voor hoeven te stellen, een soort hysterische machine dus, of, zoals je zegt, een gebeurtenisloos gebeuren.
Met Mulisch ben ik van mening dat literatuur veel werkelijker is en dus veel gebeurtenisvoller dan de geschiedenis. Het is nl. vanzelf geschiedenis, doordat het optekent wat niet in de werkelijkheid plaatsvindt: het is zelf een gebeurtenis. Daarbij vergeleken is de werkelijkheid en alles wat daarvan niet opgetekend wordt veel fictiever - niet minder fictief. Wat je zegt over literatuur: 'er gebeurt van alles, maar in wezen gebeurt er niets' geldt juist voor de werkelijkheid die voorbij gaat. Literatuur is een poging om buiten de werkelijkheid om de tijd buiten spel te zetten, om ons op die manier te bevrijden van de wereld van uur en feit. Als Blanchot dát bedoelt, ben ik accoord.
Het is een soeverein gebaar, zoals Blanchot het beschrijft. Maar het is tegelijk een overgave, een (bijna) afstand doen van de eigen subjectiviteit. Je kunt niet overtuigend zeggen: "Wees stil nu." Omdat je dan zelf nog aan het praten bent, en taal gebruikt als machts- en communicatie-instrument. Je krijgt dan nooit de taal zelf aan het woord. De "stilte" van de schrijver die hij op zou leggen aan de wereld is dus ook nooit echt ván de schrijver.
Het is allemaal zeer paradoxaal, zoals alles in Blanchot. En ik weet ook niet of ik het met hem eens ben, maar ben hem nu weer eens aan het lezen, en probeer voorlopig met hem mee te gaan.
Ik geloof niet dat "de werkelijkheid" fictiever is dan literatuur (hoezo?), maar geloof wel dat literatuur kan "laten zien" dat er geen simpele tegenstelling is tussen werkelijkheid en fictie.
Een gebeurtenisloos gebeuren is voor mij: een des te zuivere gebeurtenis, en zoals jij zegt, daarom misschien des te "werkelijk". Maar dat is dan wel een soort nulgraad van werkelijkheid. Tenminste als je die opvat als het gedoe ("geschiedenis") van alledag. In zekere zin, volgens Blanchot, biedt het literaire werk een ervaring van de "oorsprong" van de werkelijkheid, een oorsprong die er tegelijk deel en geen deel van uitmaakt, een soort twilight zone.
"The work is not a work when it is only an interesting object of study, a product among other products. In this sense, it has no history. The work is not history's business; rather, history makes it the business of professionals. And yet the work is history; it is an event, THE event of history itself, and this is because its most steadfast claim is to give the word BEGINNING all its force. (...) Never is it affirmed on the basis of the familiar, present reality. It takes away what is most familiar to us. And always it is in excess: it is the superfluity of what always lacks. (...) The work says this word, beginning, and what it claims to give to history is initiative, the possibility of a point of departure. But for its own part it does not begin. It is always anterior to any beginning, it is always already finished."
Wat je dus in het literaire werk geënsceneerd zou zien is de geboorte van de wereld, het punt waar de wereld nog zonder geschiedenis is, zonder handelende en sprekende subjecten -- een zuiver "il y a", een "ja, het gebeurt", maar er gebeurt (nog) niets (concreets). Je kunt dit moment zuivere fictie noemen (de afwezigheid van aanwezigheid) of een nulgraad van werkelijkheid (de aanwezigheid van afwezigheid).
Literatuur zet de geschiedenis dus niet zozeer buiten spel als dat het haar pas mogelijk maakt. En het is inderdaad maar de vraag of iemand ooit op het idee zou komen de wereld te veranderen (d.i. geschiedenis te schrijven), zonder daarvoor een aanloop te kunnen nemen in fictie, fantasie en dagdromen.
Mulisch (als ik je goed begrijp) vertegenwoordigt met zijn oppervlakkige omkering van het primaat van geschiedenis boven fictie, een klassiek esthetisch isolationisme. We hoeven helemaal niet bevrijd te worden van de geschiedenis; we moeten eerder een nieuwe weg vinden om ons er weer in te storten.
Ik denk dat we het met zijn vieren wel eens zijn, maar dat de terminologie wat problemen oplevert: wat verstaan we precies onder geschiedenis, werkelijkheid en fictie? Maar dat het Mulisch om de esthetiek te doen zou zijn, is zeker niet het geval. En hij en Blanchot hebben in elk geval de paradox met elkaar gemeen.
Ik citeer hieronder wat uit zijn Manifesten (Voer voor psychologen); kijk jij maar hoe zich dat tot Blanchot verhoudt:
I. Het schrijven bespreekt niet iets, dat gebeurd is, schrijven is iets dat gebeurt: op het papier, in het schrijven. Het is werkelijkheid.
Ik heb geen geheugen, fantasie nog minder.
De meeste boeken: reportage (van gebeurtenissen, gedachten, fantasie, enz.).
III. Hoe een verhaal maandenlang stokte omdat ik iemand een kamer niet kon binnenkrijgen. Wat lijkt eenvoudiger dan te schrijven: - Hij kwam binnen en ging in de lila stoel zitten - ?
Maar daarmee gebeurt het niet, daarmee is alleen beweerd, dat het gebeurt. Men kan zo veel beweren.
Op een dag ging hij naar binnen.
IV. Als een zin blijft 'trekken', is hij slecht. (Moraal van het schrijven). Als hij goed is, losschiet, is het onmiddellijk 1000 jaar geleden dat hij werd neergeschreven. Beter: is hij er altijd geweest - is de tijd vernietigd. Ieder kunstwerk ligt in die bodem van 'altijd geweest'.
XII. (...) Moorden zou groter bevrediging schenken dan schrijven, wanneer het niet zo voorbijgaand was, zo niet-gebeurd en buiten de geschiedenis.
XIV. Er bestaat geen literatuurgeschiedenis. Er bestaan enkele schrijvers.
XVII. (...) Wanneer de schrijver niets anders doet dan zijn ervaringen en hersenschimmen neerschrijven, is hij geen schrijver maar een verteller: iemand die iets verliest. Van belang is alleen wat op papier gebeurt, in de vormgeving, datgene, wat hij niet had voorzien, datgene, wat hij niet wist, datgene, wat hij niet was, datgene, wat hij vindt: dat alleen is kreatie.
XVIII. Een regel van hemzelf verheldert zijn bestaan meer dan alles wat er verder in de wereld geschreven is. Er is voor een schrijver steeds minder reden om te lezen. Na elke regel die hij geschreven heeft, loopt hij naar zijn boekenkast en gooit een boek in de kachel.
XXXVI. De schrijver kijkt uit over het hooggebergte van zijn leven, zijn stad, zijn tijd, en voelt zijn verantwoordelijkheid: een staf in zijn handen. Hij beslist wat vergeten zal worden, en wat gered wordt naar het dal, waar het voorgoed plaatsheeft.
XXXVII. Onsterfelijkheid. De lezer rangschikken tot mij: hierin zal mijn bewustzijn geboren worden. Een man kijkt na mijn dood even op uit zijn boek: zijn vrouw zal in mijn ogen kijken - en ik zal haar zien: één moment haar gezicht in mijn nacht. Het bloed zal uit haar handen trekken.
De laatste ken je wel:
XXXVIII. Het beste, is het raadsel te vergroten.
Jee, dat is lang geleden dat ik dat gelezen heb. "Er bestaat geen literatuurgeschiedenis. Er bestaan enkele schrijvers" zouden sommige neerlandici op een tegeltje boven hun werktafel moeten hebben hangen!
Toch vind ik Mulisch hier niet echt in een paradox denken. Uiteindelijk is er een overwinnaar in de tweestrijd: de literatuur, of meer bepaald: de schrijver. Schrijven is macht krijgen over de werkelijkheid, over de geschiedenis, en zelfs over de dood. Het literaire oeuvre is een organisch deel van de schrijver dat hem zal blijven vertegenwoordigen tot in de "eeuwigheid", etc. Een wezenlijk romantisch pleidooi voor de kracht van de Verbeelding...
Ja, romantisch is het wel. Misschien dat je daarom denkt dat het zo lang geleden is dat je het las - terwijl het misschien nog maar enkele jaren geleden is? Zou kunnen.
En ja, heel paradoxaal lijkt het inderdaad niet. Maar de paradox zit er impliciet bij: die van het 'vandaag voorgoed': 'Op een dag gebeurt er iets - en vervolgens is het gebeurd' - voorgoed (nl. wanneer het wordt opgeschreven). Interessant is nog dat Mulisch over de verhouding tussen beide zegt, cursief nog wel: 'Tussen hen is lust' (Voer, p. 91), wat mij weer aan Nietzsche doet denken: 'Denn alle Lust will Ewigkeit, will tiefe, tiefe Ewigkeit'. Zou het een forcering van Blanchot zijn wanneer je dat in verband bracht met wat je van hem citeert: 'But for its own part it does not begin. It is always anterior to any beginning, it is always already finished'?
Het komt me voor dat het schrijven de manier is om die lust en die eeuwigheid 'terstond' te bewerkstelligen, onafhankelijk en vrij van de geschiedenis. Wanneer aan het schrijven een primaat kan worden toegekend, dan op grond hiervan, dat schrijven niet afhankelijk is van gebeurtenissen, maar zelf gebeurt.
Jeroen, Rutger,
Ik kan jullie redeneringen en die van Blanchot en Mulisch wel volgen, maar wat doe je met de stilte uit And the rest is silence, de laatste zin uit Hamlet?
Deze stilte is geen autoritair spreken, maar lijkt alle taal en conversaties die voorafgingen en volgen te reduceren tot gelul.
Met Hamlet wordt een stuk gepresenteerd waar met de conventionele taal / teksten geen direct antwoord of dialoog mogelijk is. Het is een prototypische situatie voor de ontmoeting met een kunstwerk. Het kunstwerk zelf is op het moment van de presentatie (of de ontmoeting) het enige ding dat zegt wat het zegt.
Alles wat volgt is een bij benadering nazeggen of herhalen. Het is ahw een presentatie in een andere taal of beter nog, het is on-talig. Omdat iets on-talig is, of niet de taal is die wij kennen, lijkt het te zwijgen en reduceert het onze taal tot het instrumentele geheel van klankconventies aka gelul.
Is dat autoritair? Misschien.
Maar wat intrigerend is, is dat die stilte nooit absoluut is. Na de kunstenaar maken heel wat mensen zich na verloop van tijd het spreken /voelen/denken van het werk (en de kunstenaar?) eigen. Hoe doen we dat? Hoe slagen we er altijd in om iets wat eerst onbestaand, dan onbevattelijk en zwijgend lijkt eerst en vooral bloot te leggen om het daarna bevattelijk voor te stellen en bespreekbaar te maken?
Hoe slagen we er maw in om alsmaar terrein te winnen op die Stilte die telkens achteruitdeinst wanneer we haar onder woorden/beelden/geluiden/gevoelens/gedachten weten te brengen?
Als een werk "always anterior" is en altijd "finished", zou dat dan kunnen zijn omdat het slechts een ten tonele brengen / verschijnen is van wat al die tijd stil of verborgen is geweest? The Truth is Out There om het met Mulder en Scully te zeggen. De immanente waarheid die zich presenteert in de singuliere waarheid van het kunstwerk, dixit Alain Badiou.
Ander probleem. Hoe komt het dat wanneer je door een kunstwerk, een tekst of een gebeurtenis tot een inzicht komt, je plotseling ziet dat dat inzicht al beschreven stond in teksten die je voordien al gelezen had en dacht te begrijpen? Dat je naar werken kijkt die je dacht gezien te hebben en er plotseling helemaal anders uitzien? Dat het plotseling lijkt alsof wat die ene schrijver geschreven heeft (of wat je zelf schrijft) plotseling allemaal al geschreven blijkt te zijn? Waarom zwijgt een tekst maw zolang terwijl hij lijkt te spreken?
Tot slot nog dit. Susan Sontag heeft destijds een essay geschreven, getiteld The Aesthetics of Silence. Daarin heeft ze het over misschien alweer een andere stilte. Wat is jullie mening hierover?
Arne,
Je gaat in je post van kunst over op sociologie en ten slotte psychologie, en daarmee vergroot je het raadsel niet, hooguit omsingel je het. Wat ik bedoelde te zeggen is dat de tijd door het kunstwerk opzij wordt gezet. En die Stilte, voorzover ze daarmee overeenstemt, zie ik verder niet terugdeizen voor welke parafrase ook. Jij toch ook niet?
Rutger,
Je schrijft dat ik het raadsel omsingel in plaats van het te vergroten. Dat begrijp ik niet. Ik wil best geloven dat je gelijk hebt, maar kun je een concreet voorbeeld geven?
Een kunstwerk zet de tijd opzij, zeg je. Daar ben ik het niet met je eens, maar ik vermoed dat het komt omdat we het begrip "tijd" anders invullen.
Een kunstwerk wordt gecreëerd in een tijdvak en gedurende een bepaalde tijd. Daarna heeft het zijn eigen beleefde tijd, al is die relatief, want hoe lang duurt de presentatie van een schilderij? Bij een filmvertoning is dat al makkelijker te bepalen.
Daarnaast lijkt een kunstwerk ook een massa te hebben die aan de tijd ontsnapt, die zich beperkt tot de ruimtelijkheid en de materialiteit van de drager. Is het dat wat je verstaat onder een kunstwerk dat de tijd opzij zet?
Het lijkt inderdaad alsof het kunstwerk zich louter beweegt in drie dimensies en niet in de vierde, maar is dat wel zo? Dimensies helpen ons om iets te lokaliseren. Voor een punt in een vlak te lokaliseren, heb je hoogte en breedte nodig. Voor een punt in de ruimte komt daar diepte bij. Tijd is een volgende. Blijkbaar is er zelfs een vijfde en een zesde dimensie die beschreven worden door de Eular angles.
Nu is de vraag of je tijd ziet als iets wat zich beweegt van toekomst over heden naar verleden. Als je zegt dat kunst zich tegen die logica afzet of die in twijfel trekt, kun je wel zeggen dat kunst die perceptie van tijd opzij zet, maar niet de tijd zelf. Kunst ontzegt ons gedeeltelijk de mogelijkheid om zichzelf te laten vastpinnen in het de toekomst, het heden of het verleden. Het is te dateren, goed, maar die datering zegt niet alles over dat kunstwerk. Dat wat aan de datering ontsnapt – het onderwerp? het concept? – lijkt de tijd opzij, of beter, buiten spel te zetten.
Als ik je redenering nog eens opnieuw lees, dan lijkt het erop dat jij een kunstwerk niet ziet als een voorbeeld van tijdloosheid, maar eerder als een vorm van Block Time. (links 1, 2, 3) Van wat ik ervan begrepen heb presenteert Block Time de tijd als een immanent gegeven, als een volledige massa. Alle tijd IS. De presentatie van dit tijdsgegeven in een kunstwerk zou je de identi-tijd van het werk kunnen noemen.
Jij gelooft niet dat Stilte in een kunstwerk, in zoverre dat die overeenstemt met het opzij schuiven van de tijd, achteruitdeinst voor eender welke parafrase dan ook. Ik heb het niet over een fysiek achteruitspringend gegeven. Wat ik daarmee bedoel is dat de grens van dat gegeven opgeschoven is. Stel dat je een massa toekent aan al het onkenbare en je giet die massa in een vorm. Als jij iets ontdekt, dan wordt de massa van het onbekende gewijzigd en is de grens opgeschoven.
Met stilte bedoel ik datgene wat op geen enkele manier, in geen enkele vorm tot ons spreekt tot het aangesproken wordt. Anders: datgene waar we op geen enkele (zintuiglijke en mentale) manier mee in aanraking komen tot we het al dan niet per toeval aanraken. Ik geloof wel degelijk dat dit Stilte ons voortdurend aanraakt. Misschien heeft het ontstelen van de Stilte daarom wel met bewustwording te maken.
Arne S.
Teen sex often goes hand in hand with of duty Other Ancient Rome
The use
by the notification
and more
sitemap
these activities still
the
and more
sitemap
Hi There
beginnings are not
Hi people
such as a striptease industrial parks which sources point to American
Een reactie plaatsen
<< Home