2 of 3 dingen
Het journaal noemde zojuist de dood van al-Zarqawi "een psychologische overwinning op het Kwaad". Is er een ander soort overwinning in zicht? Gaan we Bush en Blair als Frodo en Sam naar Mordor zien reizen om het Kwaad voorgoed de wereld uit te helpen?
Natuurlijk is het Kwaad überhaupt een psychologische of symbolische grootheid. Het is iets dat je niet vaak genoeg op kunt blazen, ontvoeren, martelen, of neerschieten. Er zullen nooit genoeg kruistochten zijn, want elke priester van het Kwaad die je doodt, sterft in de naam van een onsterfelijk cultus. (Geen wonder dat Michel Houellebecq zo'n fan is van H.P. Lovecraft!)
Het Kwaad lijkt wat op de Markt: niemand heeft het ding ooit gezien, lijkt telekinetisch aangedreven te worden door psychologische overwinningen en onzekerheden, en heeft ondertussen bijzonder reële consequenties "on the ground".
*
THIS JUST IN: Breukers en Droog geen avant-gardisten!
*
Vriezen vindt van ritme:
Het lijkt of Samuel met zijn nieuwe onderscheid tussen poëtisch ritme en metrum in bredere zin, in ieder geval de ruimtelijke metafoor van metrum in stand houdt. Metrum is een "karakter", een "herkenbaar type". En herkenning is, net als alle traditionele epistemologische categorieën, gekleurd door een ruimtelijke voorstelling van zaken. Kennen is kijken, een licht werpen op iets. Je iets voorstellen is iets vóór je stellen, als Gegen-stand, zoals de Duitsers zo plastisch en ruimtelijk kunnen zeggen. Her-kennen is iets voor de tweede keer zien. Zelfs Plato's Ideeën moeten intellectueel worden "geschouwd". "Typus", "tupos": beeld, impressie...
Bovendien lijkt metrum iets globaals: het karakter van een geheel, of een geheel als karakter, d.w.z. een individu. Is ritme dan lokaal? Als ik het goed lees moet ritme in ieder geval worden geïnterpreteerd als een opeenvolging van steeds lokale momenten (een versvoet, een motief, etc.). De spanning tussen ritme en metrum is dan een spanning tussen lokaal en globaal, waarbij het globale karakter van een gedicht op een of andere manier oprijst uit lokale herhalingen.
Misschien kun je metrum in deze zin nog het best omschrijven als een ritmisch gezicht. Het gedicht is dan toch weer een soort icoon geworden, en hoewel dat in zekere zin onvermijdelijk is, vind ik het altijd gevaarlijk om iets dergelijks te fetisjeren. Niet dat ik denk dat Samuel dat doet overigens. (Ik heb geen idee. Hij is nog maar pas begonnen met zijn ritme feuilleton.) Maar ik vertrouw het iconische niet, omdat het het fetisjobject par excellence is.
Bovendien kun je even gemakkelijk een tegengesteld (of complementair?) argument maken en stellen dat het globale karakter van een gedicht voortdurend verstoord wordt door de aandacht die het ritme ieder moment op militante wijze voor zichzelf opeist.
Ik ben uiteindelijk misschien meer geïnteresseerd in de tics van het gezicht: het knipperen van de ogen, het samentrekken van een spier, een openvallende mond, wat druipend speeksel... En de opeenvolging daarvan, als een fluctuerende lijn van affect, die niets herkenbaars of menselijks meer heeft. (Hoewel een gezicht in laatste instantie ook niet veel meer is dan een organisatie van tics.)
Natuurlijk is het Kwaad überhaupt een psychologische of symbolische grootheid. Het is iets dat je niet vaak genoeg op kunt blazen, ontvoeren, martelen, of neerschieten. Er zullen nooit genoeg kruistochten zijn, want elke priester van het Kwaad die je doodt, sterft in de naam van een onsterfelijk cultus. (Geen wonder dat Michel Houellebecq zo'n fan is van H.P. Lovecraft!)
Het Kwaad lijkt wat op de Markt: niemand heeft het ding ooit gezien, lijkt telekinetisch aangedreven te worden door psychologische overwinningen en onzekerheden, en heeft ondertussen bijzonder reële consequenties "on the ground".
*
THIS JUST IN: Breukers en Droog geen avant-gardisten!
*
Vriezen vindt van ritme:
...eens kijken wat er gebeurt als je metrum opvat als een resultante van het ritme. (waarbij wat men normaliter een "metrum" noemt nu een specifiek geval wordt van metrum, namelijk een puur regelmatig metrum). Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen dat het metrum in eerste instantie het karakter is van een opeenvolging van ritmische eenheden (versvoeten, motieven) - waarbij metrum ook een zekere interne variabiliteit mag hebben. Metrum is dan een (al of niet regelmatige) herkenbaar bewegingstype dat uit de ritmiek opstijgt.Ik vind "metrum" hier een problematisch woord, gewoonweg omdat ik het niet los kan denken van een regelmatig en voorgevormd schema. Misschien is "maat" wat? "Measure"? "Cadans"? Ik heb het in mijn essay over "poëtisch ritme" i.t.t. het ritme van de natuurlijke taal, en zie het eerste als een intensivering van het tweede. Die intensivering kan all the way gaan tot metrum in de klassieke zin: een schema dat je je ruimtelijk kunt voorstellen, los van de temporele ontvouwing die elk concreet ritme is. Extreme intensivering (bijvoorbeeld realisatie van elke metrisch voorgeschreven versvoet) slaat om in extreme saaiheid. Variabiliteit is dus eigen aan "strikt" metrische poëzie, tenminste als die niet doodsaai wil zijn.
Het lijkt of Samuel met zijn nieuwe onderscheid tussen poëtisch ritme en metrum in bredere zin, in ieder geval de ruimtelijke metafoor van metrum in stand houdt. Metrum is een "karakter", een "herkenbaar type". En herkenning is, net als alle traditionele epistemologische categorieën, gekleurd door een ruimtelijke voorstelling van zaken. Kennen is kijken, een licht werpen op iets. Je iets voorstellen is iets vóór je stellen, als Gegen-stand, zoals de Duitsers zo plastisch en ruimtelijk kunnen zeggen. Her-kennen is iets voor de tweede keer zien. Zelfs Plato's Ideeën moeten intellectueel worden "geschouwd". "Typus", "tupos": beeld, impressie...
Bovendien lijkt metrum iets globaals: het karakter van een geheel, of een geheel als karakter, d.w.z. een individu. Is ritme dan lokaal? Als ik het goed lees moet ritme in ieder geval worden geïnterpreteerd als een opeenvolging van steeds lokale momenten (een versvoet, een motief, etc.). De spanning tussen ritme en metrum is dan een spanning tussen lokaal en globaal, waarbij het globale karakter van een gedicht op een of andere manier oprijst uit lokale herhalingen.
Misschien kun je metrum in deze zin nog het best omschrijven als een ritmisch gezicht. Het gedicht is dan toch weer een soort icoon geworden, en hoewel dat in zekere zin onvermijdelijk is, vind ik het altijd gevaarlijk om iets dergelijks te fetisjeren. Niet dat ik denk dat Samuel dat doet overigens. (Ik heb geen idee. Hij is nog maar pas begonnen met zijn ritme feuilleton.) Maar ik vertrouw het iconische niet, omdat het het fetisjobject par excellence is.
Bovendien kun je even gemakkelijk een tegengesteld (of complementair?) argument maken en stellen dat het globale karakter van een gedicht voortdurend verstoord wordt door de aandacht die het ritme ieder moment op militante wijze voor zichzelf opeist.
Ik ben uiteindelijk misschien meer geïnteresseerd in de tics van het gezicht: het knipperen van de ogen, het samentrekken van een spier, een openvallende mond, wat druipend speeksel... En de opeenvolging daarvan, als een fluctuerende lijn van affect, die niets herkenbaars of menselijks meer heeft. (Hoewel een gezicht in laatste instantie ook niet veel meer is dan een organisatie van tics.)
2 Comments:
Jeroen, je brengt goede punten in van welke ik hoop dat ze me zullen helpen bij het verder verfijnen van terminologie als ik verder ga riffen over ritme. Om alvast op e.e.a. in te gaan: inderdaad gaat het met niet om een prescriptief karakter, maar "herkenning" is wel iets fundamenteels lijkt me, iets wat sowieso altijd gebeurt, en waar je dus als dichter, componist, criticus en luisteraar mee rekening moet houden.
Zo'n "metrum" zie ik ook als een manier om gebeurtenissen toegankelijk te maken, doordat het een projectieve functie heeft. Een gedicht bijvoorbeeld stelt al in de eerste regel of eerste twee, drie regels een organisatie van de gebeurtenissen neer in de tijd, is dan al didactisch, maakt duidelijk op welke manier het zijn gebeurtenissen (inclusief de tics in het gezicht!) toegankelijk, of zichtbaar, maakt. Met dat soort van "metrum" moet je op een of andere manier werken, of er tegen werken.
Een systematisch negeren van de projecties die optreden door opeenvolgende gebeurtenissen zou kunnen leiden tot een opeenhoping van "metra" (of wat het woord ook moet zijn!), net zolang tot je alle ritmische kleuren gebruikt hebt - met het gevaar dat de totale tekst donkerbruin is geworden, en dat niemand dan zelfs die tics in dat gezicht meer ziet...
Dat is waar. Ik ontken het belang van projectie (mooi woord: het uit- of ontwerpen van iets) en herkenning zeker niet. Maar projectie is ook een set-up, in de zin van een hinderlaag. Ook als je het tegenwerkt bevesig je het globale patroon.
Misschien moet ik eens na gaan denken over een derde weg, een derde schema tussen ritme/"metrum" lokaal/globaal. Ah, glokale ritmiek, here I come.
Een reactie plaatsen
<< Home