Send As SMS

dinsdag, augustus 09, 2005

DICHTERSALFABET: De B van Buelens

Verzeker u is de titel van de tweede bundel van Geert Buelens (Meulenhoff/Manteau 2005), maar het gaat hier niet om een levensverzekering, althans niet als u uw werk en hobby's het Leven noemt. "Repressaile" heet één van de afdelingen, "Stunde Null" een andere, en we weten dat het menens is. De etymologie van "repressaille" gaat overigens terug tot het Latijn voor terugnemen of vastpakken, d.i. een soort verzekering. In het gedicht "Turner, Harwich 1842" vergelijkt de dichter zichzelf met de Engelse schilder die zich vast liet binden aan de mast van een schip om de storm beter te kunnen waarnemen. Dat geeft al aan dat deze "mast die je bindt / aan wat ijl en koud is", deze minimale stabiliteit, iets verzekert dat van een geheel andere orde is dan de verzekering:

elke boei is als een handleiding
een houvast om te helpen
rollen, stropen, vrijbuiten, helen
("Begijnenstraat 42").
Dat is het programma, ja, een ethiek zelfs, in de zin dat Spinoza's Ethica een ethiek is, nl. een gids tot leven op aarde, voorbij Goed en Kwaad -- dat spreekt voor zich --, onder een lege hemel en zonder ook maar de hoop op de complimenten van een transcendente Oppasser. "We weten nog niet wat een lichaam kan doen," is een veel geciteerde uitspraak van Spinoza. Vgl. Buelens:

Lig zo een etmaal
en houd jezelf onder stroom

Rol weg van de werkplaats
de liftkooi in
en doorprik je navel
als in een dans
("Je kan het doen op het internet...")
De gebiedende wijs komt m.n. in "Represaille" veelvuldig voor. Dit is een ethiek van het experiment en een experiment dat zo nu en dan de trekjes van een schrikbewind vertoont: "Het klappen van de zweep op het droge // Meteen alle pootjes hoog". Maar dat lijkt onvermijdelijk. De ontsnapping aan de gewoonte, aan de verkavelde gedachten van de vinexmens: hoe kan zij de laatste anders voorkomen dan als terreurdaad? Sommige dichters roepen dat ze "gevaarlijke poëzie" willen schrijven, waarmee waarschijnlijk wordt bedoeld: poëzie die heel hard roept dat ze gevaarlijk is. Buelens schrijft een ronduit terroristische poëzie, maar met stille zorgvuldigheid en subtiliteit. Hij saboteert eerder dan dat hij opblaast:
Prik een heel klein gaatje
in dit boek en schud de letters uit
de bladen alsof het mogelijk is je los te maken
uit elk verband
("Draai rond dit boompje nu...")

Buelens erkent maar één waarde en dat is de verlaat, de uitstromende en vallende beweging, de koerswijziging omwille van zichzelf, en bejubelt de zuivere mogelijkheid, "want al wat is / kan niet meer komen" ("Fort-Da"). In een gedicht uit de afdeling "Omgevingsgeluiden" wordt de "plaatstaal" van Haydn beschreven:

Hier kan niets gebeuren
want het anker hangt als een bel
aan het oor

Maar zelfs de meest bedaarde der componisten wist dat de luisteraar zo nu en dan met een gewelddadige klap moet worden wakker geschud. Taal is altijd al plaatstaal, woorden zijn geurvlaggen uitgezet in kranten, commercials en bekende gezichten (de Partner, de Collega, de Baas...), maar poëzie is misplaatste taal. Ergens moet er iemand van zijn stuk worden gebracht, hoe dan ook. Maar zoals gezegd, in Verzeker u geen knaleffecten, geen retorisch vuurwerk. Buelens' talent is voornamelijk ritmisch -- als we onder ritme een zich ontwikkelend complex van klank, syntaxis en betekenis verstaan --, en het basiselement van zijn poëzie is niet het beeld of de idee, maar een bijzonder zuivere regel. "Zuiver" wil niet zeggen: transparant, natuurlijk. Met vrije verzen gaat het mis als ze te gemakzuchtig de natuurlijke syntaxis volgen; het resultaat is proza opgehakt tot regels volgens een prozaïsch principe, poëzie die in feite méér proza is dan proza. De regel moet iets toevoegen, iets doen. Buelens ziet dat. De zuiverheid van zijn regel is de zuiverheid van een kleine, autonome gebeurtenis. De regels volgen niet zozeer de adem maar leggen in hun zuiverheid, zelfs bij extreem enjambement, de adem de wet op. Ik citeer het laatste gedicht van "Repressaile" in zijn geheel:

Dood vandaag komt als een roeping
Speeltuigen, onbewaakt, met als hoogtepunt
dit ze
komen los van hun as en draaien
raden, staven, stenen
en een schaar

Hier klopt iets nietigs aan het raam

Daar een tuinfeest in een verzopen wei
Een klachtenbank die openbreekt een slagboom
en een zwarte sjaal
Een reeks van Nederlandse spreekwoorden
de lijst om je nek als een aureool

Wat is dat voor een omgangsvorm
een schreeuw heel klein
vanbinnen

Velen zullen, vermoed ik, de derde regel ongemotiveerd vinden, misschien zelfs pretentieus. Dat zijn waarschijnlijk niet de lezers die, zoals ik, een eenvoudig genot kunnen putten uit de herhaling van de initiële /d/-klank op significante plekken in de eerste strofe: "dood", "dit", "draaien" (echo: "raden"). Of hoe door de tweede regel te laten eindigen op een /t/-klank en de derde te beginnen met een andere plosief een natuurlijk enjambement wordt gefrusteerd. Of hoe een regel van twee lettergrepen die zonder lexicale woorden of leestekens razendsnel gelezen zou moeten worden, paradoxaal genoeg door zijn extreme kortheid en het ontbreken van een leesteken waar dat had moeten staan, een zekere autonomie en aandacht opeist. En voor de semantici onder ons is er dan nog het feit dat de regel een draaiende beweging maakt die vooruitloopt op het beeld in de volgende regel.

Ik zal me niet wagen aan een interpretatie van het gedicht, maar als die er ooit zal komen, dan is het omdat dergelijke kunsten me bij herhaling hebben doen terugkeren.

Nu. Wat ik bezwaarlijk vind is de laatste regel. Zo'n geïsoleerd woord of korte frase aan het eind van een gedicht: dat komen we te vaak tegen in deze bundel. (Komen we überhaupt te vaak tegen! Laten we er een oorlog tegen beginnen!) Wat het suggereert is een pregnant moment van betekenis, maar het is een voorspelbare pregnantie, en een verplichte verrassing; de dichter had er een rode pijl bij kunnen zetten. Omdat het gedicht in zijn geheel semantische voldoening (= closure) uiteraard uitsluit, wordt de lezer min of meer gedwongen zo'n laatste regel op quasi-mystieke wijze te lezen: we weten niet wat het betekent maar, God, wat is het betekenisvol.

Dit "dit ze" daarentegen: dát is interessant, alleen op zichzelf al. Dit ze, dat ze; dansen, twisten? Nee, gewoon op zichzelf. We waarderen deze woorden niet genoeg.

5 Comments:

Samuel Vriezen said...

Mooie bespreking, Jeroen! Ik zit nog steeds, heel langzaam, in die bundel te lezen, en nog steeds wil ik steeds weer opnieuw beginnen.

"dit ze" - precies. Het is een van de beste, meest pregnante, misschien meest shockerende regels die ik de laatste tijd heb gelezen. dit 'ze': 'ze' komen los - dit en ze komen los - de woorden ontsnappen. Het is vooral zo gehoord. Wat me doet denken aan een slotregel bij Kouwenaar:

de slager het hond -

Sinds we Geert uitnodigden bij Perdu om over Ashbery en Michael Palmer, die hij als invloeden erkende, te spreken, lees ik hem onwillekeurig met die dichters in het achterhoofd. Hij was erg gecharmeerd van Ashbery's enorme vrijheid van registers, hoe een tekst moeiteloos overgaat van een filosofische meditatie via een natuurbeschrijving, een jeugdherinnering, een melige grap naar - wat dan ook. Zoals zijn Grand Galop begint:


All things seem mention of themselves
And the names which stem from them branch out to other referents.
Hugely, spring exists again. The weigela does its dusty thing
In fire-hammered air. And garbage cans are heaved against
The railing as the tulips yawn and crack open and fall apart.
And today is Monday. Today's lunch is: Spanish omelet, lettuce and tomato salad,
Jello, milk and cookies. Tomorrow's: sloppy joe on bun,
Scalloped corn, stewed tomatoes, rice pudding and milk.
The names we stole don't remove us:
We have moved on a little ahead of them
And now it is time to wait again.


(en zo nog 8 paginas door).

Prachtig. En Geert vertelde ons dat hij daar erg door beinvloed was.

Maar wat mij aan deze poezie meer opvalt, het aspect waarvan ik het gevoel heb dat ik het echt moet leren lezen, bij hem is voor mij juist iets anders: de grote geconcentreerdheid, waarbinnen dan wel allerlei verschillende tonen en zinsvormen en ritmes en registers lijken te passen, met wat ik zelfs elegantie zou noemen. De zeer afgewogen maar niet streng overkomende vormen, het zeer geconcentreerde maar op natuurlijke wijze wendbaar klinkende taalmateriaal.

Ashbery, en andere amerikanen die in dezelfde lijn werken, heeft de neiging om erg de ruimte te nemen voor zijn flexibele taal. Zijn gedichten maken enorme wendingen, maar hebben altijd wel flink veel ademruimte. Dat leuterige van Ashbery is heel wezenlijk daardoor voor zijn sierlijkheid.

Af en toe trof ik in Verzeker U een Ashbery-achtig aandoende wending. bijv. de plotseling optredende regels

Wat doet hier toch dat leger
buigzwammen?

zou ook in een Ashbery-gedicht kunnen staan.

"dit ze" is misschien ook een formule die zo'n overgang markeert. Je kunt die regel misschien opvatten als pocket-Ashbery: een effect waar Ashbery drie pagina's over zou doen staat naakt en schokkend voor ons in twee woorden. Met een veel economischer, (Europeser?) ruimtegebruik heeft Buelens diezelfde flexibiliteit. Dat is adembenemend en zelfs, vind ik, vrij moeilijk: dat 'leren lezen' waar ik het over had - het komt vaker voor en meestal niet bij de minsten; Ashbery, Ouwens, Kregting, Andrews heb ik zo allemaal moeten leren lezen.

Ik weet dan ook nog steeds niet wat mijn oordeel over deze bundel is. Wel dat ik hem graag lees. En dat de gedichten zich ook lenen voor tweede en derde lezing. Een goed teken.

10:52 PM  
Jeroen Mettes said...

Dag Samuel. "dit ze" viel me vooral ook op door wat Stein zegt over dat soort woorden (zoals geciteerd in je stuk voor Peru). Interessant is inderdaad Buelens' vorm. Waarom schrijft hij niet zo expansief als Ashbery? Of Olson aan wie hij het motto voor de bundel ontleent? Niet dat ik denk dat hij dat moet doen. Maar het is interessant. Maakt hij het zich door de ruimtelijke beperking moeilijker of makkelijker? Zou ik hem op dezelfde manier kunnen lezen als ik niet Ashbery of Olson of X had gelezen? Of schikt hij zich zo meer naar het poëzieklimaat?

11:13 PM  
Samuel Vriezen said...

Misschien gaat dat hele wijdse wel niet hier. Op sommige dagen geloof ik wel in dat soort dingen, dat landschap of misschien wel - huuuh! - volksaard - dat heb ik niet gezegd - bepalend is voor de poetische vorm. In de muziek en in de poezie: amerikanen nemen makkelijker de ruimte, doen het makkelijker zonder spanningsbogen. Het Lange Gedicht bijvoorbeeld: als je in Nederland dan 20 pagina's doorgaat ben je al een soort olympische topsporter van de dichtkunst, en 300 pagina's is een levenswerk. We zetten er eens "A" en de Canto's en noem maar op naast. Muziek: dat 5 uur durende strijkkwartet van Feldman. Of nog extremer: La Monte Young die jarenlang letterlijk in zijn eigen permanent klinkende, volkomen statische compositie gaat wonen.

11:43 PM  
Jeroen Mettes said...

Dat zullen we nog wel eens zien, wat dat wijdse betreft!

11:57 PM  
Samuel Vriezen said...

Zo mag ik het horen.

12:10 PM  

Een reactie plaatsen

<< Home