Send As SMS

zondag, augustus 21, 2005

DICHTERSALFABET: De B van Boskma

Pieter Boskma's Puur (Prometheus 2004) -- een bundel die minimaal maar uiterst smaakvol is vormgegeven -- opent met een motto van Mallarmé. We zouden een "uitgepuurde" poëzie kunnen verwachten in de trant van "Le Tombeau d'Edgar Poe", waarin de Franse dichter zijn taak definieert als "donner un sens plus pur aux mots de la tribu". Maar we kennen Boskma natuurlijk, o.a. van Maximaal. Boskma is relatief vormvast -- strofen en regels zijn meestal van min of meer gelijke lengte --, maar in vocabulaire, zinsbouw en beeldgebruik is hij geregeld barok te noemen, en daar sluit een intense lyrische toon bij aan:
Jij wist dat nog niet in je furie je spiernaakt
gespletene spasmes van benen en lippen
het bovensteonderstebinnestebuitenste
buigen want zo is de liefde ja zo
("Want zo is de liefde")

Dit is lyriek volgens romantisch recept, die werkt zolang we een van gevoelens overlopend "ik" veronderstellen. Zonder zo'n "ik" zou bovengenoemd "jij" niets dan een lege betekenaar zijn; de capriolen die de dichter uithaalt met de taal, zoals in de derde regel, zouden dan begrepen kunnen worden als een al dan niet geslaagd taalspel, maar een stellige uitspraak als "zo is de liefde" kan in dat geval slechts hol klinken. Ze klinkt nu misschien ook hol, maar die holheid is ingecalculeerd; ze wordt namelijk ingebracht als conclusie van een spreker, en het spreekt voor zich dat iedere spreker -- zeker één onder de invloed van "de liefde" -- kan vervallen in gemeenplaatsen of nonsens. Dit is een voorbeeld van hoe onder de vlag van de ironie "emoties" een gedicht binnen kunnen worden geloodst. (Dit is de stelling van Geert Buelens in een essay in de laatste Yang -- geen bijzonder originele these overigens; denk aan Umberto Ecos oplossing voor het probleem van de minnaar die de liefde wil verklaren aan zijn geliefde, maar tegelijk beseft dat "ik hou van jou" een nietszeggend cliché geworden is; zijn oplossing: "Zoals Barbara Cartland zou zeggen, ik hou van je.") De ironie zit hem in het feit dat de spreker niet samenvalt met de dichter (of met de dichter zoals wij zijn intenties projecteren als "de betekenis" van het gedicht -- iets waaraan we zeker tijdens een eerste lezing niet zullen ontkomen).

De zuiverheid waar de titel naar verwijst slaat minder op iets taligs dan op iets subjectiefs, minder op iets mystieks dan op iets zinnelijks:
Die middag schreed ik als een leeuw van oud licht
langs de gevels. Het was herfst. Tinten geel en roze,
scherp en uiterst helder, en vreemd genoeg tegelijk
in omfloerst pastel, gloeiden uit het westen. Puur,
dacht ik, dit is de glans van puur weleer: ik ben.
Nee, ik ga u vandaag niet aanraden wat meer te lezen over de decentrering van het subject en de talige constructie van de werkelijkheid (dat had u in de jaren zeventig al moeten doen), of suggereren dat Puur als titel niet zou misstaan in de back catalogue van Marco Borsato. Dat heb ik hierbij gedaan. Verder is dit gewoon grote poëzie. Als het hardop zou worden gelezen in een aangrenzende kamer, zodat u de woorden niet zou kunnen verstaan, dan zou dat nog duidelijk moeten zijn.

Maar er staan natuurlijk wel woorden en wat ze zeggen is allerminst eenvoudig te begrijpen. Scherpe, heldere kleuren worden inderdaad "vreemd genoeg" van een waas voorzien, "omfloerst". Waarom doet juist dit fenomeen -- uiterst zinnelijk, maar tegelijk paradoxaal en onvoorstelbaar -- de spreker "puur" denken? Zijn bijzondere idee van puurheid heeft wellicht iets te maken met de immaterialiteit van licht, zoals het de dingen zichtbaar maakt zonder daadwerkelijk een ding te zijn. Puurheid wordt geassocieerd met het efemere. Het einde van dit gedicht (het laatste van "Luister", de laatste afdeling van de bundel) luidt als volgt:
. . . Dit is het dan, dacht ik,

hijgen met fel bonzend hart, alsof je rent en bang bent,
terwijl je als puur leeuwenlicht langs de gevels schrijdt,
eigenlijk wil zingen, maar niet onwillig zwijgt,
omdat je het liefst met een tak in de wind
of een menselijke teen in het water schrijft.
Het zijn vreemde woorden zoals ze komen uit de mond van een spreker die zo overduidelijk een zanger is. Of een schrijver van een bundel van zo'n tachtig pagina's. Toch verwijzen de laatste twee regels terug naar de eerste twee regels van het eerste gedicht in de bundel, "Uit de luwte", en de beelden omsluiten zo betekenisvol de hele bundel.

Wat in ieder geval duidelijk is, is dat het cogito, het "ik ben", afhangt van kortstondige, bijna onzichtbare gebaren: het opmerken van een singulier soort licht, het schrijven "met een tak in de wind / of een menselijke teen in het water". Wordt schrijven hier als metafoor gebruikt voor de ervaring van "de dingen en de wereld" ("Uit de luwte")? Als dat zo is, dan wordt het "ik", of in ieder geval het zelfbewustzijn, impliciet voorgesteld als een effect van het schrijven: "Puur, / dacht ik, dit is de glans van puur weleer: ik ben." Dat verklaart misschien waarom die puurheid tegelijk omfloerst, d.i. versneden, moet zijn.