DICHTERSALFABET: De B van Bekius
Corja Bekius is een vrouw en ze schrijft "over emotie" om Hagar Peeters te citeren. Ik geloof niet dat ze veel optreedt op festivals. Schrijven Nederlandse vrouwen dan werkelijk meer "over emotie" dan mannen? En ben ik een seksist omdat ik gedichten "over emotie" wantrouw? Nee. 90% van alle Amerikaanse rappers is seksistisch; dat vind ik niet fijn, maar dat maakt me geen racist. Ik ga verder niets zeggen over Ongebroken wit (Uitgeverij Kok, 2005), want er is eigenlijk (voor mij) geen goede rede om over te schrijven. Zuiver afbrekende kritiek is leuk (voor mij) maar uiteindelijk zinloos (voor iedereen inclusief mezelf). Ik zeg wel: als u van gedichten "over emotie" houdt, en gedichten over pratende bomen, dan is Bekius helemaal niet zo'n slechte keuze. Denk ik. Maar ik weet niet wat u beweegt. Ze is niet, zoals we misschien van een pastoraal supervisor ook niet mogen verwachten, bijzonder streetwise.
Dan ga ik nu wat zeggen over vorm, inhoud en misschien wat over chaos. Als u me eerder al "moeilijk" vond doen, klik nu weg. (Ben ik werkelijk zo moeilijk te begrijpen?) Het betreft hier de ruwe materie van een proefschrift. Ton: je wilde een "lijn", je krijgt een systeem. Het is voor het grootste deel gebaseerd op het denken van Gilles Deleuze en Félix Guattari zoals ze die m.n. in Mille Plateaux presenteren.
Op mijn blog wil ik eigenlijk niet zo technisch en streng conceptueel zijn als ik denk dat een wetenschapper moet zijn. Dus ik gebruik een term als "vorm" niet bijzonder precies. Maar wat zou vorm zijn als ik mezelf nog grotere precisie (Chrétien Breukers zou zeggen: "nog grotere holheid") na zou streven? Welnu...
Vorm is een herkenbare ordening van elementen. Vorm is niet tegengesteld aan inhoud. Inhoud is eveneens formeel. Voorbeeld: een herkenbare anecdote (wat een pleonasme is). Ik spreek daarom over uitdrukkingsvorm én inhoudsvorm.
Op het "primaire" niveau – het niveau van de geschiedenis – is het gedicht, bijvoorbeeld een sonnet, een uitdrukkingsvorm en de historische wereld die haar mogelijk heeft gemaakt is de corresponderende inhoudsvorm. Het is dus niet zo dat uitdrukkingsvorm een representatie is van inhoudsvorm. Het is eerder zo dat beide naast elkaar staan in een isomorfe, maar niet-corresponderende relatie.
Op een "secundair" niveau – op het niveau van het gedicht zelf, wat mij als lezer en literatuurwetenschapper het meest bezighoudt – is de situatie anders. Uitdrukkingsvorm hier omvat veel van wat doorgaans "vorm" wordt genoemd: het is de ordening van expressieve elementen, d.w.z. van tekens. Deze elementen bestaan overigens niet los van de ordening; het is de ordening die ze überhaupt pas tekens ("dragers" van betekenis) maakt. In een sonnet bijvoorbeeld behoren de indeling in octet en sextet tot de uitdrukkingsvorm, evenals het rijmschema, de jambische pentameter, enz. Maar ook de (minder streng door de traditionele code van het sonnet voorgeschreven) ordening van klanken en het gebruik van syntaxis behoren tot de uitdrukkingsvorm. Een bepaald klankpatroon, een bepaald gebruik van syntaxis, drukken uit. Het spreekt vanzelf dat deze verschillende ordeningen interageren, bijvoorbeeld het syntactisch patroon met het metrum.
Uitdrukkingsvorm drukt uit, maakt van klanken tekens. Een teken is op de eerste plaats iets dat opvalt, dat herkend wordt, en uitdrukkingsvorm maakt dat mogelijk. Daardoor kan het dienen als "drager" van betekenis.
Wat is de betekenis van een gedicht? Er zijn drie relaties van betekenisvolle uitdrukking: denotatie, manifestatie, significatie.
Denotatie verwijst naar de inhoudsvorm van een gedicht. Inhoudsvorm is een ordening van zichtbare elementen. In het sonnet bijvoorbeeld zijn de Vrouwe, de Rivaal etc. uitdrukkingsvorm voor zover ze woorden zijn, maar elementen van inhoudsvorm voor zover ze concreet voorgesteld worden. Hun ordening kan anecdotisch, epifanisch, etc. zijn. Dit is betekenis in de meest banale zin: de parafraseerbare inhoud van het gedicht.
Manifestatie verwijst naar de geprojecteerde spreker van het gedicht.
Significatie verwijst naar andere impliciete uitdrukkingsvormen en via abstractie naar algemene concepten. Dit is betekenis in de meer complexe zin van het woord. Als de Vrouwe wordt vergeleken met een roos, dan (als we literair "competent" genoeg zijn) brengt dat conceptuele implicaties met zich mee: Schoonheid bijvoorbeeld, Deugd, de interactie tussen die twee in het denken van de Renaissance, enz. De conceptuele betekenis van het gedicht als geheel (voor zover we daar naar streven) is dus niet de inhoud van het gedicht, maar een product van uitdrukkingsvorm.
Deze voorstelling is ietwat simplistisch. Uitdrukkingsvorm en inhoudsvorm lopen op verschillende niveaus in elkaar over, op het "primaire" en "secundaire" niveau zoals ik het eerder noemde, maar er zijn veel meer (micro)niveaus ook binnen het gedicht (wat inhoudsvorm is op het ene niveau kan uidrukkingsvorm worden op het andere: bijvoorbeeld de roos als inhoudelijk ding wordt een expressief beeld). Maar belangrijk is: UITDRUKKINGSVORM REPRESENTEERT NIET INHOUDSVORM. Uitdrukking is autonoom: wat ze uitdrukt is op de eerste plaats zichzelf. Er is een autonomie van expressie, die opvallende punten creëert en tot tekens maakt, en dus tot mogelijk instrument van communicatie (denotatie, manifestatie, significatie).
Met deze autonomie is overigens niets van een waardeoordeel geveld. Ik geloof niet dat een gedicht (uitdrukkings)formalistisch moet zijn. (Bovendien is deze autonomie niet louter typerend voor poëzie; taal in het algemeen functioneert autonoom; maar dat is een ander verhaal.)
Ik denk dat een goed gedicht nooit formalistisch kan zijn, noch vanuit zijn uitdrukkingsvorm noch vanuit zijn inhoudsvorm gewaardeerd worden. Vorm heeft niets poëtisch. Want vorm is de HERKENBARE ordening van elementen (zie definitie boven): het reproduceert wat we al kennen: onszelf, onze aannames, de wereld waar we vandaan komen. "De werkelijkheid" lijkt me een ander woord voor herkenbaarheid; zij kan als werkelijkheid dus niets nieuws, niets chaotisch bevatten. Poëzie hoort, denk ik, iets NIEUWS te produceren, niet één keer (als noviteit), maar "news that stays news". De poëticiteit van een gedicht – dat wat het tot een gedicht maakt en niet zomaar een tekst – kan daarom alleen als een tendens tot vormloosheid (wat dus ook betekent: betekenisloosheid) worden aangeduid. Ik denk dat in de moderne poëzie deze vormloosheid quasi-bewust wordt opgezocht (vrije verzen, prozagedicht, het palimpsestgedicht, open field composition, e.d.), wat natuurlijk niet betekent dat deze dichters mij of Deleuze en Guattari in hun hoofd hebben gehad; dat is onmogelijk en hoeft gelukkig niet.
Nu, het is ook weer niet zo dat ik "vormloze" gedichten waardeer. Als vorm herkenning is, dan is een vormloos gedicht als zodanig niet herkenbaar. Het is wel zo dat een tendens naar vormloosheid "zichtbaar" gemaakt kan worden aan de hand van verschuiving in inhoudsvorm en uitdrukkingsvorm. Die tendens, die verschuiving, dat is een stukje chaos: de voorwaarde voor de creatie van iets nieuws (een nieuwe vorm), maar vooral het absoluut nieuwe, of nieuwheid in zichzelf. Maar dat gaat dus via vorm, niet alleen omdat je altijd begint met vorm (met het herkenbare, met het cliché), maar ook omdat vorm het enige is waarmee gewerkt kan worden. En inderdaad, zoals Samuel zegt: "Moedwillig een zinvolle chaos veroorzaken vereist paradoxaal genoeg een enorm technisch apparaat." Dat lijkt me voor zich spreken.
En ja, het Nieuwe, daarvan MEEN ik en ZEG ik dat het de hoogste poëtische waarde is. Niet alleen omdat ik dol ben op nieuwtjes, maar omdat ik gezien mijn begrip van wat een gedicht is -- een herhaalbare singulariteit -- niet onder die categorie uit kom. Het staat iedereen vrij om het met me oneens te zijn.
There you go. Iets heel conceptueels om iets te zeggen over iets bijzonder onconceptueels. Ik dwing overigens niemand om te theoretiseren over literatuur. Als u in principe tegen theorie bent waar het gaat om de heilige maagd Poëzie: prima, maar beschuldig me niet van holheid of prietpraat. Daarmee zegt u niet alleen iets over uw poëzieopvatting, maar vooral over de geringe waarde die u toekent aan intellectuele activiteit in het algemeen. Als u het geen prietpraat vindt en er iets inhoudelijks op hebt aan te merken: meer dan welkom.
*
Dan ga ik nu wat zeggen over vorm, inhoud en misschien wat over chaos. Als u me eerder al "moeilijk" vond doen, klik nu weg. (Ben ik werkelijk zo moeilijk te begrijpen?) Het betreft hier de ruwe materie van een proefschrift. Ton: je wilde een "lijn", je krijgt een systeem. Het is voor het grootste deel gebaseerd op het denken van Gilles Deleuze en Félix Guattari zoals ze die m.n. in Mille Plateaux presenteren.
Op mijn blog wil ik eigenlijk niet zo technisch en streng conceptueel zijn als ik denk dat een wetenschapper moet zijn. Dus ik gebruik een term als "vorm" niet bijzonder precies. Maar wat zou vorm zijn als ik mezelf nog grotere precisie (Chrétien Breukers zou zeggen: "nog grotere holheid") na zou streven? Welnu...
Vorm is een herkenbare ordening van elementen. Vorm is niet tegengesteld aan inhoud. Inhoud is eveneens formeel. Voorbeeld: een herkenbare anecdote (wat een pleonasme is). Ik spreek daarom over uitdrukkingsvorm én inhoudsvorm.
Op het "primaire" niveau – het niveau van de geschiedenis – is het gedicht, bijvoorbeeld een sonnet, een uitdrukkingsvorm en de historische wereld die haar mogelijk heeft gemaakt is de corresponderende inhoudsvorm. Het is dus niet zo dat uitdrukkingsvorm een representatie is van inhoudsvorm. Het is eerder zo dat beide naast elkaar staan in een isomorfe, maar niet-corresponderende relatie.
Op een "secundair" niveau – op het niveau van het gedicht zelf, wat mij als lezer en literatuurwetenschapper het meest bezighoudt – is de situatie anders. Uitdrukkingsvorm hier omvat veel van wat doorgaans "vorm" wordt genoemd: het is de ordening van expressieve elementen, d.w.z. van tekens. Deze elementen bestaan overigens niet los van de ordening; het is de ordening die ze überhaupt pas tekens ("dragers" van betekenis) maakt. In een sonnet bijvoorbeeld behoren de indeling in octet en sextet tot de uitdrukkingsvorm, evenals het rijmschema, de jambische pentameter, enz. Maar ook de (minder streng door de traditionele code van het sonnet voorgeschreven) ordening van klanken en het gebruik van syntaxis behoren tot de uitdrukkingsvorm. Een bepaald klankpatroon, een bepaald gebruik van syntaxis, drukken uit. Het spreekt vanzelf dat deze verschillende ordeningen interageren, bijvoorbeeld het syntactisch patroon met het metrum.
Uitdrukkingsvorm drukt uit, maakt van klanken tekens. Een teken is op de eerste plaats iets dat opvalt, dat herkend wordt, en uitdrukkingsvorm maakt dat mogelijk. Daardoor kan het dienen als "drager" van betekenis.
Wat is de betekenis van een gedicht? Er zijn drie relaties van betekenisvolle uitdrukking: denotatie, manifestatie, significatie.
Denotatie verwijst naar de inhoudsvorm van een gedicht. Inhoudsvorm is een ordening van zichtbare elementen. In het sonnet bijvoorbeeld zijn de Vrouwe, de Rivaal etc. uitdrukkingsvorm voor zover ze woorden zijn, maar elementen van inhoudsvorm voor zover ze concreet voorgesteld worden. Hun ordening kan anecdotisch, epifanisch, etc. zijn. Dit is betekenis in de meest banale zin: de parafraseerbare inhoud van het gedicht.
Manifestatie verwijst naar de geprojecteerde spreker van het gedicht.
Significatie verwijst naar andere impliciete uitdrukkingsvormen en via abstractie naar algemene concepten. Dit is betekenis in de meer complexe zin van het woord. Als de Vrouwe wordt vergeleken met een roos, dan (als we literair "competent" genoeg zijn) brengt dat conceptuele implicaties met zich mee: Schoonheid bijvoorbeeld, Deugd, de interactie tussen die twee in het denken van de Renaissance, enz. De conceptuele betekenis van het gedicht als geheel (voor zover we daar naar streven) is dus niet de inhoud van het gedicht, maar een product van uitdrukkingsvorm.
Deze voorstelling is ietwat simplistisch. Uitdrukkingsvorm en inhoudsvorm lopen op verschillende niveaus in elkaar over, op het "primaire" en "secundaire" niveau zoals ik het eerder noemde, maar er zijn veel meer (micro)niveaus ook binnen het gedicht (wat inhoudsvorm is op het ene niveau kan uidrukkingsvorm worden op het andere: bijvoorbeeld de roos als inhoudelijk ding wordt een expressief beeld). Maar belangrijk is: UITDRUKKINGSVORM REPRESENTEERT NIET INHOUDSVORM. Uitdrukking is autonoom: wat ze uitdrukt is op de eerste plaats zichzelf. Er is een autonomie van expressie, die opvallende punten creëert en tot tekens maakt, en dus tot mogelijk instrument van communicatie (denotatie, manifestatie, significatie).
Met deze autonomie is overigens niets van een waardeoordeel geveld. Ik geloof niet dat een gedicht (uitdrukkings)formalistisch moet zijn. (Bovendien is deze autonomie niet louter typerend voor poëzie; taal in het algemeen functioneert autonoom; maar dat is een ander verhaal.)
Ik denk dat een goed gedicht nooit formalistisch kan zijn, noch vanuit zijn uitdrukkingsvorm noch vanuit zijn inhoudsvorm gewaardeerd worden. Vorm heeft niets poëtisch. Want vorm is de HERKENBARE ordening van elementen (zie definitie boven): het reproduceert wat we al kennen: onszelf, onze aannames, de wereld waar we vandaan komen. "De werkelijkheid" lijkt me een ander woord voor herkenbaarheid; zij kan als werkelijkheid dus niets nieuws, niets chaotisch bevatten. Poëzie hoort, denk ik, iets NIEUWS te produceren, niet één keer (als noviteit), maar "news that stays news". De poëticiteit van een gedicht – dat wat het tot een gedicht maakt en niet zomaar een tekst – kan daarom alleen als een tendens tot vormloosheid (wat dus ook betekent: betekenisloosheid) worden aangeduid. Ik denk dat in de moderne poëzie deze vormloosheid quasi-bewust wordt opgezocht (vrije verzen, prozagedicht, het palimpsestgedicht, open field composition, e.d.), wat natuurlijk niet betekent dat deze dichters mij of Deleuze en Guattari in hun hoofd hebben gehad; dat is onmogelijk en hoeft gelukkig niet.
Nu, het is ook weer niet zo dat ik "vormloze" gedichten waardeer. Als vorm herkenning is, dan is een vormloos gedicht als zodanig niet herkenbaar. Het is wel zo dat een tendens naar vormloosheid "zichtbaar" gemaakt kan worden aan de hand van verschuiving in inhoudsvorm en uitdrukkingsvorm. Die tendens, die verschuiving, dat is een stukje chaos: de voorwaarde voor de creatie van iets nieuws (een nieuwe vorm), maar vooral het absoluut nieuwe, of nieuwheid in zichzelf. Maar dat gaat dus via vorm, niet alleen omdat je altijd begint met vorm (met het herkenbare, met het cliché), maar ook omdat vorm het enige is waarmee gewerkt kan worden. En inderdaad, zoals Samuel zegt: "Moedwillig een zinvolle chaos veroorzaken vereist paradoxaal genoeg een enorm technisch apparaat." Dat lijkt me voor zich spreken.
En ja, het Nieuwe, daarvan MEEN ik en ZEG ik dat het de hoogste poëtische waarde is. Niet alleen omdat ik dol ben op nieuwtjes, maar omdat ik gezien mijn begrip van wat een gedicht is -- een herhaalbare singulariteit -- niet onder die categorie uit kom. Het staat iedereen vrij om het met me oneens te zijn.
There you go. Iets heel conceptueels om iets te zeggen over iets bijzonder onconceptueels. Ik dwing overigens niemand om te theoretiseren over literatuur. Als u in principe tegen theorie bent waar het gaat om de heilige maagd Poëzie: prima, maar beschuldig me niet van holheid of prietpraat. Daarmee zegt u niet alleen iets over uw poëzieopvatting, maar vooral over de geringe waarde die u toekent aan intellectuele activiteit in het algemeen. Als u het geen prietpraat vindt en er iets inhoudelijks op hebt aan te merken: meer dan welkom.
11 Comments:
Hallo Jeroen, niet weggaan, go staat voor een jazzpubliekuitroep als men vond dat het goed was: go, Monk, go!
"En inderdaad, zoals Samuel zegt: "Moedwillig een zinvolle chaos veroorzaken vereist paradoxaal genoeg een enorm technisch apparaat."
Ja, ik heb Peter Verhelst eens publiekelijk geïnterviewd over Verhemelte, toen kregen we het ook daarover. Hij vroeg: "Hebben jullie hier neighbours op de kabel? Ja? De structuur van die serie zit in Verhemelte." (Of woorden van gelijke strekking.)
'Herkenning' en 'werkelijkheid' kun je denk ik niet zo makkelijk gelijkstellen. Ten eerste, herkenning is er altijd, herkenning is een eigenschap van onze zintuigen, onze hersenen. Om te overleven moeten we indelen, categoriseren, herkennen. We herkennen dingen die al in die hersenen zitten. Die hebben vaak weinig met de werkelijkheid te maken, maar met ons werkelijkheidsbeeld. Zo kunnen we heel goed de afbeelding van Maria op een tostie herkennen, zonder dat dat op werkelijkheid berust.
Het is heel nuttig dat vorm en inhoud als categorieën worden losgelaten. Ik vind 'uitdrukkingsvorm' en 'inhoudsvorm' niet direct evidente begrippen, maar ik zie waar het heen gaat. Dat de uitdrukkingsvorm geen representatie is van de inhoudsvorm is zeer verhelderend. Maar die inhoudsvormbegrippen, ik vind de denotatie en de manifestatie ouderwetse begrippen waarmee ik weinig kan. Je kunt de inhoudsvorm toch niet parafraseren? Of in elk geval, dat heeft toch geen enkele objectieve waarde? En de manifestatie, soms is er een geprojecteerde persoon, soms zijn er meer, soms is er geen. Al die mogelijkheden zijn te formuleren als uitzonderingen op elkaar.
Hola. Dank voor de opmerkingen.
Han: ik bedoelde met "werkelijkheid" eigenlijk niets anders dan wat we zo noemen, dus zo zien; niets buiten die visie, of dat werkelijkheidsbeeld, dat zoals je zegt gecatagoriseerd, gecatalogiseerd, etc. etc. is. Dus ik geloof niet dat we daarin van mening verschillen. Ik ga natuurlijk helemaal niets over de Werkelijkheid zeggen.
Inhoudsvorm en uitdrukkingsvorm zijn niet direct evident, maar dat is niet slecht, omdat "vorm" en "inhoud" wat mij betreft té evident (dus ondoordacht) zijn.
Ik denk wel dat je de inhoudsvorm kunt parafraseren. Dit is minder de Betekenis (met grote B; wat een kwestie is van significatie) dan wat we als concrete elementen in een bepaalde ordening moeten aannemen. Bijvoorbeeld in het bekende gedicht van Williams: een rode kruiwagen, regen, wat kippen. Dat is denotatie, en objectief voor zover het objecten betreft, niet objectief in referentiële zin. De waarde hiervan is concreetheid. Ander voorbeeld: een bijzonder mooie vrouw.
Significatie (en daar ben ik wellicht onduidelijk in geweest) is geen kwestie van inhoudsvorm, maar een proces dat betekenis genereert door uitdrukkingsvormen met elkaar te associëren. De waarde hiervan is abstractie. Bijvoorbeeld een idee van wat schoonheid is.
Manifestatie... Daar heb ik nog niet veel over nagedacht. Het heeft wellicht te maken met de auteursdiscussie. Ik denk dat we altijd één instantie aannemen als de bron van een vertoog, voor zover we het lezen als coherent. Zelfs als er meerdere stemmen aan het woord zijn, dan nemen we aan dat die ingebed zijn in een oorspronkelijker spreken (van een spreker die natuurlijk volledig onpersoonlijk kan zijn).
Ik zeg het nog maar even: deze categorieën zouden moeten gelden voor taal in het algemeen. Ze hebben niets intrinsiek poëtisch. De dichter zou degene zijn die speelt met de concreetheid van denotatie, met de abstracties van significatie, en de coherentie van manifestatie.
Jeroen, je zit nog in de B-fase van je dichtersalfabet. Zou benieuwd zijn naar een stuk met als titel: De B van betekenis.
Ai ai, dat wordt een zware taak. Ik zal kijken of ik het ergens in kan passen de komende tijd. Ik ben dit weblog eigenlijk begonnen omdat ik wat meer aan "praktische" (laat ik niet zeggen "onbevangen") kritiek wilde doen! En dan komen jullie met al die theoretische vragen... Wat natuurlijk mijn eigen schuld is.
Trouwens, Ruben, wat betreft Verhelst en Neighbours: vind jij dat nu een voorbeeld van het beperkend formalisme dat je elders veroordeelt (terecht wat mij betreft, voor zover het beperkend en formalistisch is)? Of juist origineel?
Jeroen, hoewel het al weer lang geleden is dat ik Verhemelte las, vind ik het een origineel en kameleontisch werk, iedere keer dat ik het las was het anders, o.a. door het af- danwel aanwezig zijn van muziek op de achtergrond, en welke muziek dan weer. Een van de weinige keren dat ik bij het lezen dezelfde soort ervaring onderging, die ik normaliter bij het luisteren heb.
De vermenging van de Icarus-sage en de bomaanslag op Rob Scholte vond ik fascinerend.
Over die relatie tussen vorm en herkenbaarheid, en nieuwheid en chaos: daar zit wel wat in natuurlijk, maar grappig genoeg vind ik de meest vernieuwende kunst vaak uiteindelijk juist glashelder, en heel snel vaak ook. Werken die misschien nog geen direct precedent hebben maar toch grappig genoeg minder chaotisch zijn, dan de werken die met herkenbaarheid werken. En dat geldt ook voor werken die de chaos zelf stileren of als onderwerp hebben.
Ik ben weer naar het onderwerp toe aan het schrijven waar ik steeds naar toe schrijf: John Cage. Zijn muziek (en overig werk) is de ultieme stilering van de chaos. Maar zijn bedoelingen zijn zo volkomen glashelder, zijn structuren zo direct, dat je als luisteraar (kijker, lezer, etc) je afvraagt hoe het komt dat je er niet zelf al op gekomen was. Het suggereert zelfs makkelijk te zijn (en dan barsten de kleine-zusje-argumenten los).
In Tjanting heeft Silliman dat ook, vind ik.
Ruben: we zijn het eens. Alhoewel ik natuurlijk geen idee heb wat Verhelst bedoelt met de structuur van een Neighbours!
Samuel: ik denk niet dat chaos tegengesteld is aan glashelder, of dat glashelder per se met herkenning te maken heeft. Wat herken je precies in Tjanting? Natuurlijk, de generatieve structuur die elegant is. Tegelijk is het gebruik van die structuur niet zomaar een "stilering" of een "vorm geven aan de chaos van de werkelijkheid". Ken je Sillimans korte essay over "wild form"? Het staat online. Hij schrijft daarin over Ketjak (met Tjanting te vergelijken): "When I wrote the first volume of _Ketjak_ in 1974, I used a systematic methodology to break down certain habits of mind that prevented me from focusing on the sentence as the point of perception."
D.w.z. structuur (vorm) wordt ingezet tégen gewoonten (ook vorm; vorm is per definitie een gewoonte). "Form is of interest only to the extent that it empowers liberation." Dus: een gedisciplineerde productie van iets wilds, iets chaotisch is. Chaotisch niet in de zin van "verward", maar als tegengesteld aan gewoonte, aan de "vorm van de werkelijkheid". Wat leidt tot focus, perceptie. En ik denk dat het het laaste is wat werkelijk "glashelder" is; niet glashelder omdat je er doorheen kunt kijken naar de wereld, maar omdat je je kunt vergapen aan de schittering.
Als slechts de herkenning van een structuur interessant was, dan zou die structuur steeds weer opnieuw gebruikt kunnen worden (hij zou er alleen maar herkenbaarder van worden), en ik denk dat dat nu juist niet interessant is. Of wel? Er moet volgens mij een element van singuliere schittering of wildheid zijn. Of om een term te gebruiken die Cage misschien meer zal liggen: iets anarchistisch.
OK, we zijn het eens. Focus, inderdaad, daar gaat het om, dat is een woord dat ik ook vaak gebruik (en inderdaad om te beschrijven wat ik o.a. van Cage heb kunnen leren - Cage gebruikt zelf de term Discipline).
"Wild form" ga ik eens nalezen, ken ik niet. Goeie titel.
Overigens is er nog een complicerende factor over en dat is Tom Johnson, een componist die ik zeer intrigerend vind en die expliciet die herkenning van de structuur, voorspelbaarheid, het didactische als het muzikale onderwerp op zich beschouwt, enigszins vergelijkbaar met kunstenaars als Judd en Le Witt. Ik heb wat fragmenten van zijn werk door mij gespeeld op mijn website gezet. Maar goed, ook Tom is steeds op zoek naar iets nieuws dus zijn werk is geen tegenvoorbeeld.
Een reactie plaatsen
<< Home